Seizoen 1983-1984
In 1984 neemt Kees Dirne de scepter als Prins over. Prins Nilles de derde regeert dit jaar dus als Prins over de Zeg.
Omdat Kees hiervoor een functie in de raad had als pliessie, ontstond daar een vacature. Kiske Jacobs, de vader van de huidige Prins, werd de nieuwe pliessie (pliessie Kiske).
Joke en Don Ossenblok komen bij de raad. Andere leden zijn: Dennis en Annie Heijnen, Toon en Jeanne Smits, Kees van der Veeken, Jan van Beek, Puk Lazeroms, Bart Maas, Thijs Zoontjens en Toon Oomen.
Tijdens het bezoek van de oudste en de jongste Kneuzerik kon een opvallend jubileum worden gevierd. Jan Broos werd namelijk voor de elfde keer bezocht als oudste inwoner van de Zeg tijdens het carnaval. Jan was geboren op 25 januari 1891.
Jeanne Smits vervangt tijdens het Prinsenbal Nar Jonas, die deze avond door ziekte is geveld.
Het liedje werd verzorgd door Teske Knots en Atje Kneuzer: “Ut is wir gèèf”.
Voor de optocht zijn 32 groepen/individuelen en 6 wagens aangemeld. Voor het eerst wordt een beschrijving van elke wagen op papier gezet. Tijdens de optocht wordt dit pamflet uitgedeeld, zodat alle toeschouwers de achtergronden kennen van wat in de optocht wordt uitgebeeld. De Flierefluiters, een groep die is opgericht nadat Nieuw Boerkes Put is opgeheven, presenteert zich voor de eerste keer tijdens de optocht met een bijzonder mooie wagen.
Het gehandicaptenbal vindt dit jaar plaats op de Zeg.
Er wordt meegedaan met de grote club-actie. Door deze extra inspanningen van de raadsleden ontstaat er meer ruimte om bepaalde activiteiten, zoals de elf november viering uitgebreider te vieren. Ook komen er middelen ter beschikking om de prinsenwagen extra aandacht te geven.
De grootste boer in ’t Velleke Vol (1984):
“Witte oe ze aon de naom van Aswoensdag komme?
Da begon al toen ik nog op school waar, toen krege we mee dun carneval vrij en de mjeester zeej dan: ast woensdag is, dan motte wir naor school komme.
Un paor jaor laoter moog ik meej carneval zoveul weg as ak wouw. Mar ons moeder zeej: ast woensdag is, dan ist wir vorbij.
Op nun aovond stoonk aon de twoog en toen zeej tur jintje tege mijn: ast woensdag is, dan ist wir vorbij.
Nou vandaor komme ze aon de naom van Aswoensdag.